woensdag 28 januari 2015

Week 4 - Foto van de week

24 januari 2015 Hulst in de Wolfskuil © Ria Vogels
Hulst (Ilex aquifolium) is een boom die zure grond verdraagt, waardoor hij het ook goed doet in parken, plantsoenen en stadstuinen. Het is de enige inheemse loofboom die het hele jaar groen blijft. Vanwege de glanzende donkergroene bladeren en de vuurrode bessen die de boom in de winter draagt, wordt Hulst veel gebruikt voor kerststukjes. Tenminste, als de bladeren niet zijn aangetast door de Hulstvlieg (Phytomyza ilicis), want dan zien ze er niet meer uit. De larven van deze mineervlieg, ruïneren het blad door in het oppervlak van de bladeren piepkleine gangen te graven. Hulst wordt soms ook ‘bewoond’ door Hulstluis (Aphis ilicis). De nimfen van deze luis eten van jonge hulstbladeren, die als reactie op deze aanval naar binnen krullen. Niet alleen is dit proces minder schadelijk voor de bladeren (de jonge bladeren worden namelijk verlaten als deze ouder en daardoor harder en oneetbaar zijn geworden), ook geldt het resultaat, het gekrulde blad, als bijzonder aantrekkelijk voor verwerking in een kerststukje. Dat lijkt me een mooie reden om de bestrijdingsmiddelen in de kast te laten staan.

Auteur: Ria Vogels

zondag 25 januari 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: De Slechtvalk in de binnenstad

Slechtvalk op de Sint Stevenskerk © Jochem Kühnen
De Slechtvalk is een echte stadsvogel geworden. En het is misschien wel de beste vogeljager die er bestaat. Geduldig wacht hij, zittend op een hoog punt, de Waalbrug of de St. Stevenskerk, totdat er mogelijke slachtoffers voorbij vliegen. Door zijn snelheid kan hij elke vogel achtervolgen en inhalen, waarna hij door zijn kracht in staat is zijn prooi uit balans te brengen en te vangen of gewoon in de lucht te doden. Er is bijna geen ontkomen aan.

Tot de jaren tachtig was deze vogel, zeker in de broedtijd, behoorlijk zeldzaam. Pas vanaf 1990 broedt de Slechtvalk jaarlijks in Nederland en sindsdien gaat het gelukkig steeds beter. Inmiddels worden er landelijk jaarlijks meer dan honderd broedparen geteld. In een groot deel van de wereld kiezen ze natuurlijke nestplaatsen (rotswanden, hoge bomen) om hun eieren te leggen, maar in ons land hebben ze de mens echt nodig. Ze nestelen er op hoge gebouwen en schoorstenen van energiecentrales die vaak voorzien zijn van nestkasten. Een van de eerste vaste broedlocaties in Nederland was de 164 meter hoge schoorsteen van de elektriciteitscentrale in  Nijmegen. De nodige jongen zijn inmiddels grootgebracht in deze nestkast hoog boven Nijmegen-West. Inmiddels zit met enige regelmaat een koppeltje op de St. Stevenskerk: Vorig jaar is er een broedpoging ondernomen pal boven de Grote Markt in onze eigen binnenstad!

Nog leuker wordt het wanneer je gaat onderzoeken wat precies op het menu van deze vogels staat. Natuurlijk zal de dagelijks aanbevolen hoeveelheid Stadsduif niet ontbreken. Veel opvallender is, dat door stedelijke Slechtvalken relatief veel vogels gevangen worden die juist in de nacht vliegen. Denk hierbij allerlei schaarse water- en weidvogels waarvan sommige zich maar zelden aan de grond laten zien in de omgeving van Nijmegen. En dat terwijl de Slechtvalk echt een dag-actieve jager is. In de binnenstad ligt het toch iets genuanceerder. Slechtvalken blijken prima gebruik te maken van de mogelijkheden die de mens hun biedt. Bijzondere gebouwen, bijvoorbeeld de St. Stevenskerk, worden verlicht, waardoor de Slechtvalk ook in staat is om ’s nachts vliegende vogels te vinden, te achtervolgen en te vangen. En geef toe, waarom zou je ’s nachts slapen als het eten je bijna de mond in vliegt?

Auteur: Jeroen Veeken

woensdag 21 januari 2015

Week 3 - Foto van de week

17 januari 2015 Eekhoorn in het Goffert © Bart van Hoogstraten
In de stad leven, naast de mens, nog veel meer zoogdieren. De meeste daarvan zouden we er liever niet hebben (denk bijvoorbeeld aan ratten en muizen), maar de eekhoorn is zeer welkom. Het beestje heeft een hoge aaibaarheidsfactor. In een enquête gehouden in 2009 kwam hij als het meest geliefde Nederlandse zoogdier naar voren, met de egel op de tweede en de vos op de derde plaats. Het gaat dan overigens wel om de Rode Eekhoorn (Sciurus vulgaris), onze enige inheemse eekhoorn. Andere soorten, zoals de (Amerikaanse) Grijze Eekhoorn en de Chinese Pallas Eekhoorn zijn exoten die vanwege hun bedreiging voor de Rode Eekhoorn niet welkom zijn en ook worden bestreden. In Nijmegen is slechts twee keer sprake geweest van een melding van een uitheemse Eekhoorn. Eenmaal is de Amerikaanse Rode Eekhoorn gezien en eenmaal de Grijze Eekhoorn. Dit zouden natuurlijk ook korte uitstapjes van een tamme 'eekhoorn' geweest kunnen zijn.

Auteur: Ria Vogels

zaterdag 17 januari 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: De Nijmeegse Kapel


Grote IJsvogelvlinder  Aggteleki NP Hongarije
© Erik van Dijk
Het beroemdste beestje van Nijmegen is natuurlijk de Nijmeegse Kapel. Het is de grootste Nederlandse vlinder en één van de grootste van Europa. De Nijmeegse Kapel was lange tijd de naam van de soort die we nu kennen als de Grote IJsvogelvlinder. ‘Kapel’ is een oud uit het Latijn afkomstig woord voor dagvlinder.  Waarom de vlinder Nijmeegse Kapel genoemd werd, laat zich eenvoudig raden. De vlinder vloog in vroegere tijden bij Nijmegen en het bewijs daarvoor bevindt zich in opgeprikte staat in de vlindercollectie van het Natuurmuseum Nijmegen. Ook in Zuid-Limburg en op Terschelling heeft de vlinder gevlogen. Meestal zat de vlinder zo hoog dat je hem nauwelijks te zien kreeg maar af en toe verlaagde hij zich om aan de grond te komen en zouten te drinken aan mest of dode dieren. Dit was meestal om een uur of 10 in de morgen.

De Nijmeegse Kapel heeft populieren als waardplant en komt veel voor in rivierbegeleidende bossen die rijk zijn aan (ratel)populieren. 

De Nijmeegse Kapel is sinds 1995 in Nederland uitgestorven. De laatste vliegplaats was op Terschelling en ook elders in West-Europa gaat het niet goed met deze prachtige vlinder. Gelukkig is het oostelijk, in Rusland, nog een talrijke vlinder.

Auteur: Erik van Dijk


Grote IJsvogelvlinder  Aggteleki NP Hongarije
© Erik van Dijk

woensdag 14 januari 2015

Week 2 - Foto van de Week

10 januari 2015 Nevelzwam in Heseveld © Peter Hoppenbrouwers
















Paddenstoelen associëren we vooral met de herfst en met bos en hei. Toch steken ze ook in andere jaargetijden hun kop op, en ze doen dat niet alleen in het bos. De foto van deze week toont een zwam die nu, half januari, met 8 exemplaren sterk groeit midden in het drukbewoonde Heseveld, pontificaal in het weinige groen tussen de flats. Normaliter geen ideale plaats voor paddenstoelen.

Net als mossen en korstmossen, zijn ook paddenstoelen soms lastig te determineren, zeker van foto’s. Op het forum van Waarneming.nl denkt men dat dit een Nevelzwam (Clitocybe nebularis) is, maar helemaal zeker is men er (nog) niet van. De Nevelzwam is overigens een zeer algemene, inderdaad tot in de winter verschijnende soort, maar in tegenstelling tot deze vindplaats, staat hij gewoonlijk in het bos.

Auteur: Ria Vogels

zondag 11 januari 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: Kwelders in de stad

Deens Lepelblad in de Biezen  © Tim van de Vondervoort
Vroeger moest je helemaal naar zee om zoutminnende planten te zien. Na decennia intensief pekelen van onze wegen is de zoutminnende vegetatie naar ons toegekomen. Langs de Nijmeegse  wegen is op veel plekken een smal stukje kwelder ontstaan met karakteristieke soorten als het witbloeiende  Deens Lepelblad (foto), Hertshoornweegbree, Stomp Kweldergras en soms zelfs Engels Gras en Zilte Schijnspurrie. De meeste soorten vallen niet erg op maar de smalle witte strook bloeiend Deens Lepelblad is eind april bijvoorbeeld een kenmerkende verschijning langs de Nijmeegse wegen die veelvuldig gestrooid worden.
Zoutminnend is een verwarrend begrip. Het is niet zo dat deze planten van zout houden, maar ze kunnen meer zout verdragen. Als het zout niet meer aanwezig is worden deze soorten weggeconcurreerd door algemene graslandsoorten. 
Omdat zout gemakkelijk oplost in water en daarmee wegspoelt, is aanwezigheid van deze kweldersoorten afhankelijk van het voortdurend blijven strooien van zout. Zodra met pekelen gestopt wordt, zullen de zoutminnende soorten waarschijnlijk binnen enkele jaren verdwijnen. Het is overigens niet de verwachting dat de overheid gaat stoppen met pekelen, zodat we nog lang van onze minikwelders langs de Nijmeegse hoofdwegen kunnen genieten.

Auteur: Erik van Dijk

woensdag 7 januari 2015

Week 1 - Foto van de Week

2 januari 2015 een macro-opname van
Sinaasappelkorst (links) en Rood Dooiermos (rechts)
in Klein Heijendaal © Erik van Dijk

De winter geldt niet als de meest spannende tijd in de natuur, maar mossen en korstmossen laten zich het hele jaar bewonderen, ook in de stad. Als je er maar dicht genoeg opkruipt, vind je ze op vrijwel elke stoep, muur of boom. De meeste zijn helaas lastig op naam te brengen. Niet moeilijk te determineren is de Zwarte Grafkorst met zijn unieke blauwe omlijning (prothallus genaamd). Deze zeldzame korstmos groeit op de oude grafstenen van de begraafplaats aan de Graafseweg. Daar vind je verder korstmossen met schitterende namen als Muurzonnetje, Rond Dambordje, Stoeprandvingermos en de vrolijk gekleurde Sinaasappelkorst (zie foto). Soorten die ook elders in de stad voorkomen op beton, cement, kalk- en baksteen. Zoek ze maar eens bij je eigen huis.

Auteur: Ria Vogels

donderdag 1 januari 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: Van Wild Zwijn tot Hoofdluis

Bleke Morgenster - Spoorkuil © Erik van Dijk
Nijmegen is rijk aan een groot aantal soorten dieren (fauna) en planten (flora). Maar wat is rijk?

In Waarneming.nl zijn tot op heden, inclusief 3341 soorten dieren en planten ingevoerd binnen de gemeentegrenzen van Nijmegen. Dit is inclusief dier- of plantensoorten, die hier van nature niet voorkomen. In werkelijkheid zijn er ongetwijfeld veel meer soorten waargenomen, maar deze zijn elders geregistreerd of in opschrijfboekjes blijven verstoffen.

Het gaat hier echter alleen om soorten die met het blote oog waarneembaar zijn. Hoe kleiner de beestjes, des te groter de diversiteit. Op de huid van een mens leven bijvoorbeeld gemiddeld zo’n 1000 soorten bacteriën. Zonder microscopisch onderzoek kun je hier echter niets mee. Gedurende het komende jaar kijken we naar dieren, planten en schimmels die we wél kunnen zien.

Is 3341 dieren- en plantensoorten dan veel? In absolute zin zeker! Die 3341 zijn opgebouwd uit: zoogdieren (38), vogels (286), reptielen (4), amfibieën (5), vissen (27), dagvlinders (34), nachtvlinders(445),  libellen (42), sprinkhanen en krekels (30), bijen, wespen & mieren (83), vliegen & muggen (143), kevers (149), wantsen, luizen & cicaden (70), overige insecten (35), kreeften, spinnen & pissebedden (134) , weekdieren & andere ongewervelden (60), planten (1180), wieren & algen (117), (korst)mossen (166) en paddenstoelen (290).

Dit lijken enorme aantallen, maar voor soortgroepen waar maar weinig mensen naar kijken zoals mossen, paddenstoelen en kevers vormen deze aantallen waarschijnlijk slechts het topje van de ijsberg. Voor vogels, zoogdieren, dagvlinders, libellen en planten is het beeld redelijk compleet, maar enorm veel soorten kunnen nog op de kaart gezet worden.


Er ligt dus nog een mooie uitdaging voor ons allen klaar voor het nieuwe jaar 2015.

Auteur: Erik van Dijk