zondag 29 maart 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: Van Aangebrande Valkmot tot Zigzagbeukenmineermot

Lindepijlstaart © Jan Haverkamp
In Nijmegen zijn tot op heden 445 soorten nachtvlinders waargenomen en doorgegeven via Waarneming.nl. Dit is vergelijkbaar met het goed onderzochte en uitgestrekte natuurgebied de Millingerwaard. Het is ook ongeveer 20% van alle nachtvlindersoorten in Nederland.

Deze Nijmeegse soorten variëren van micronachtvlinders (kleiner dan 1 cm) zoals de Paardenkastanjemineermot tot macronachtvlinders als de Lindepijlstaart van wel 8 cm. De Kastanjemineermot is beter bekend als het beestje waarvan de rupsen elk jaar de bladeren van de Kastanjebomen bruin kleuren aan het einde van de zomer.


Paardenkastanjemineermot © Erik van Dijk
Het hoge aantal nachtvlindersoorten in de sterk verstedelijkte omgeving van Nijmegen met nauwelijks natuurgebieden van enige omvang is opmerkelijk. Dit is waarschijnlijk dankzij de hoge diversiteit aan natuurlijke biotopen rondom Nijmegen en ook aan het grote aantal verschillende (tuin)planten in de woonwijken. De meeste nachtvlinders zijn namelijk gebonden aan één of enkele waardplanten. Dit zijn de planten die hun rupsen eten. Dus een groot aantal verschillende plantensoorten levert dan vaak ook veel verschillende soorten nachtvlinders op.

De nachtvlindersoort die de laatste jaren het meest gemeld wordt in Nijmegen is de Kolibrievlinder. Deze dagactieve nachtvlinder is eigenlijk geen erg algemene verschijning, maar als iemand de bijzondere Zuid-Europese trekvlinder ziet, meldt hij hem meestal. De naam van de Kolibrievlinder is terug te leiden tot de wijze waarop hij nectar drinkt. Dit doet hij zwevend voor de bloemkroon nectar drinkt zoals een Kolibrie. De nummer 2 en 3 van meest gemelde soorten zijn de Kleine Wintervlinder en de Gamma-uil. Van de Kleine Wintervlinder leven de rupsen op de Zomereik leven. De Gamma-uil is een trekvlinder die in sommige jaren erg talrijk kan zijn. Deze twee soorten zijn ongetwijfeld veel algemener, maar worden minder doorgegeven. 

Een bijzonderheid van de Kleine Wintervlinder is dat in de regel alleen het mannetje gezien zal worden. Het vrouwtje heeft geen echte vleugels en kan ook niet vliegen.

Auteur: Erik van Dijk

woensdag 25 maart 2015

Week 12 - Foto van de week

21 maart Granietschildmos op de Begraafplaats in Brakkenstein © Ria Vogels
Afgelopen zaterdag namen we in het kader van Urban Biodiversity Nijmegen onder leiding van Jan Haverkamp met een groepje deel aan een excursie op de begraafplaats in Brakkenstein. Ons doel waren de planten op de begraafplaats. We vonden bijzondere soorten als Heelbeen, Mosbloempje en Schubvaren. Voor mij nieuw waren ook de Klimopereprijs en Kleine Leeuwenklauw.

Maar ja, op een begraafplaats rondlopen zonder oog voor korstmossen, dat kan natuurlijk niet. Uiteraard waren er de bekende veelvoorkomende stadssoorten, maar we zagen ook een opvallend mooi vormgegeven en ons onbekend schildmos. Dat bleek later Granietschildmos (Xanthoparmelia conspersa) te zijn. Granietschildmos is een vrij zeldzame soort, die als kwetsbaar te boek staat. Hij komt vooral voor op hunebedden in Noord-Nederland en op zeedijken. Wij vonden drie exemplaren op een granieten grafsteen. Bij mijn weten is dit de allereerste waarneming van de soort in Nijmegen, en het is daarmee een prachtige aanvulling op onze lijst van biodiversiteit in de stad.

Auteur: Ria Vogels

zondag 22 maart 2015

Soortenrijkdom van Nijmegen: Vuurvliegjes en glimwormen

Veel Nijmegenaren die op vakantie geweest zijn in de landen rond de Middellandse Zee zijn ermee bekend: glimwormen en vuurvliegjes. Het zijn kleine beestjes die in het donker een groenig licht produceren om hun partners te lokken en te herkennen. Dit verschijnsel wordt bioluminiscentie genoemd. Een exotische vertoning.
Op de hele wereld komen wel 2000 soorten glimwormen voor en ze zijn bijna overal te vinden, behalve op Antarctica.


De glimwormen en de vuurvliegjes horen bij elkaar en hun namen zijn nogal verwarrend. Glimwormen zijn geen wormen en vuurvliegjes zijn geen vliegen. Ze behoren tot de kevers: de glimwormen zijn de vrouwtjes en de vuurvliegjes zijn de mannetjes.

Minder bekend is dat zelfs binnen de grenzen van de gemeente Nijmegen glimwormen voorkomen. Zowel de Kleine Glimworm als de zeldzamere Grote Glimworm worden op sommige plekjes in Nijmegen gezien, aan de rand van de stad bij het Kopse Hof en langs de bosranden bij de Kwakkenberg.

Auteur: Erik van Dijk

woensdag 18 maart 2015

Week 11 - Foto van de week

12 maart Heijendaal © Menno Hornman
Terwijl libellenminnend Nederland in afwachting is van de Vuurjuffer (Pyrrhosoma nymphula), de libel die elk voorjaar het vliegseizoen van deze insectensoort opent, vonden meerdere waarnemers afgelopen week een Bruine winterjuffer (Sympecma fusca), en dat nog wel binnen de stadsgrenzen. Menno Hornman heeft er een mooie foto van gemaakt.

De naam zegt het al, deze juffer komt als imago door de winter. Het is met haar zusje, de Noordse winterjuffer (Sympecma paedisca), de enige Nederlandse libel die dat doet. Alle andere libellensoorten overwinteren als larve in het water. De winterjuffer verschijnt in de zomer als imago en zoekt in de late herfst als het kouder wordt een beschut plekje laag in de vegetatie om daar een soort van winterslaap te houden. Ze blijven daar soms weken aaneen aan hetzelfde takje of stengel hangen en zijn dan verbazend lastig te vinden. Zodra de temperatuur weer boven de 12 graden komt en de zon schijnt, zoals afgelopen week, komt er weer leven in, gaan ze op zoek naar een partner en dan zien we ze weer vliegen.   

Auteur: Ria Vogels

zondag 15 maart 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: Voorjaar in Nijmegen. Daar moet op gezongen worden


Het is voorjaar in Park Brakkenstein. Je merkt het aan alles; de Sneeuwklokjes zijn bijna uitgebloeid en de Bosanemonen, het Speenkruid en de Sterhyacinten nemen het over. Het wordt duidelijk iets lichter en iets warmer, maar er vooral steeds meer geluid! De eerste zingende vogels kondigen de lente aan. Mezen, spechten en Boomklevers zijn er vaak al vroeg bij. Op zonnige, heldere dagen in de eerste maanden van het nieuwe jaar zijn ze vaak al oorverdovend. Mannelijke vinken en Zanglijsters beginnen iets later met hun karakteristieke liedjes, maar ook zij zijn inmiddels begonnen. Vanaf februari klinkt de ‘vinkenslag’, eerst onwennig en op slechts enkele plaatsen, stotterend alsof ze elk jaar opnieuw moeten leren hoe ze moeten zingen. Maar inmiddels hoor je ze overal, zelfs in de binnenstad. Vanaf halverwege maart beginnen de Tjiftjafs te tjiftjaffen en al snel is het hek en is het voorjaar een feit.

Van de meeste vogelsoorten zingen alleen de mannen. Hiervoor hebben ze twee belangrijke redenen. Allereerst moeten ze aan andere mannen -hun concurrentie- laten weten waar ze zitten. Om zijn jongen groot te brengen, heeft de man een plek nodig om een nest te bouwen en een gebied om voedsel te zoeken. Wanneer er teveel mannen in een te klein gebied zitten, is er simpelweg te weinig plaats en te weinig voedsel. De tweede reden om te zingen, is minstens zo duidelijk: zonder vrouw zullen er geen eitjes komen. Maar hoe weet een vrouw waar een geschikte man te vinden is? Juist! De fitste vent zingt het mooist en het hardst!

Figuur 1: De Zanglijster zingt inmiddels ook weer volop

Vanaf half mei neemt de zangactiviteit gestaag af. Sommige soorten beginnen nog aan een tweede of zelfs een derde broedsel, bijvoorbeeld de Merel en de Zanglijster. Daarna wordt het stiller; blijven zingen kost energie en het trekt wel de aandacht van roofdieren.

Maar hoe weet een vogel nou wanneer hij moet gaan zingen Deze vraag is nog niet volledig beantwoord. Wel is duidelijk dat daglengte (de hoeveelheid aaneengesloten licht op een dag) in combinatie met de stijgende temperatuur een grote rol speelt. Vandaar dat veel vogels door het opwarmende klimaat de afgelopen jaren steeds eerder zijn zingen in het vroege voorjaar. En het vroege zingen resulteert vervolgens in steeds vroeger broeden.

Auteur: Jeroen Veeken

woensdag 11 maart 2015

Week 10 - Foto van de week


10 maart een Blinde Bij in Hengstdal © Jouke van der Zee

Wat een heerlijk weer was het dit afgelopen weekend. Iedereen en alles komt uit de winterslaap of begint te leven. Zo ook deze Blinde Bij (Eristalis tenax) die, gezien de stuifmeelpollen van de Krokus aan zijn pootjes, zijn rol in het doorgeven van het leven al aan het uitvoeren is. 
De Blinde Bij is anders dan je misschien zou verwachten geen bij maar een vlieg. Hij behoort tot de familie van de zweefvliegen (Syrphidae). Zijn naam is trouwens helemaal raar, want de Blinde Bij is helemaal niet blind. 

Ik heb absoluut een zwak voor zweefvliegen. Ze doen hun familienaam eer aan door hun mooie zweefvluchten en ik vind het grappig hoe vele soorten verwarring weten te zaaien door het uiterlijk van een gevaarlijker, want stekend, insect te kopiëren, zoals een bij, een hommel of een wesp. Ook de Nederlandse namen in deze insectenfamilie spreken me erg aan. Enig toch om als tuinsoort Snorzweefvlieg (voorheen Pyjamazweefvlieg), Bosdidea en Stadsreus te kunnen noteren?  

Auteur: Ria Vogels

zondag 8 maart 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: Honderd vogelsoorten boven je tuin

Overtrekkende Ooievaars bij Lent © Rob Zweers
Koolmees, Pimpelmees, Merel, Zanglijster, Houtduif, Roodborst, Groenling, Huismus, Gierzwaluw… en ga zo nog maar even door. Nijmegenaren die in een groenere omgeving wonen, kunnen ook nog  wel de Grote Bonte Specht, de Boomklever en de Sperwer toevoegen aan hun  lijst van soorten die vanuit de eigen tuin kunnen worden gezien of gehoord. Maar over elk huis, zelfs de woningen die goed verstopt liggen in de binnenstad, vliegen jaarlijks meer dan honderd vogelsoorten.

Wist u dat er tweemaal per jaar een massale vogeltrek plaatsvindt? In het vroege voorjaar trekken allerlei soorten noordwaarts over onze stad naar hun broedgebied, om een half jaar later weer de andere kant uit te vliegen, op weg naar het winterkwartier. Luid trompetterende Kraanvogels, voor het oog onzichtbare nachtelijk roepende Kwartels of groepen van thermiekende Ooievaars. En ook roofvogels als de Slechtvalk, de snelste van alle vogels, en Visarenden trekken regelmatig over de stadswijken.

Goed luisteren en vaak vanuit de tuin omhoog kijken, kan dan een mooie lijst opleveren van de  vogels die weliswaar de tuin zelf niet aandoen, maar toch vanuit de tuin waar te nemen zijn. Toch heeft zelfs een ervaren vogelaar nog zo’n tien jaar nodig om aan honderd soorten te komen. Maar niets is te gek, alles kan. Probeer zelf eens je eigen tuinlijst bij te houden! 

Auteur: Jeroen Veeken

woensdag 4 maart 2015

Week 9 - Foto van de week

Rups van de Agaatvlinder in de Hazenkamp © Erik van Dijk

De lente komt er aan. In onze tuin zit een Heggenmus te zingen, de krokussen steken hun paarse kopjes boven de grond en een paartje Eksters breekt takjes van de Prunus voor hun nest in de boom bij de buren. Nog even en de prachtige, groene rups op de foto van deze week verpopt zich tot een imago van de Agaatvlinder (Phlogophora meticulosa).

Dit familielid van de uilen (nachtvlinders) is overigens geen typische voorjaarssoort. De vlinders worden eigenlijk het hele jaar door gezien, maar wel met pieken in mei en in augustus. Omdat ze veel verschillende planten, struiken en loofbomen gebruiken, komen ze vaak voor in tuinen. Ze worden daar ook veel waargenomen, omdat de imago’s vaak rusten op zichtbare plaatsen en omdat overwinterende rupsen, zoals deze, in zachte winters soms gewoon doorgaan met hun zoektocht naar eten. Dat heldere groen, de kleur van de lente in de grauwe omgeving van een tuin in de winter, verraadt dan de rups. Ach de lente; nog even...

Auteur: Ria Vogels

zondag 1 maart 2015

De soortenrijkdom van Nijmegen: Beauty and the beast


Zou je meer vlinders in je tuin willen? Waarschijnlijk zal elke Nijmegenaar deze vraag met een volmondig “Ja!” beantwoorden. Al helemaal wanneer het om mooie bontgekleurde Dagpauwogen gaat. Maar als je diezelfde Nijmegenaren zou vragen of er wat brandnetels in zijn tuin zouden mogen staan of misschien in het plantsoen verderop in de straat, dan zal het antwoord vrijwel unaniem “Nee” luiden.

De paradox is dat de Grote Brandnetel de enige waardplant is voor de Dagpauwoog. De rupsen van Dagpauwogen kunnen alleen brandnetels eten, dus als je zulke mooie vlinders in je omgeving wilt hebben dan zul je ook op sommige plaatsen de ruimte moeten geven aan brandnetels. Als je de brandnetels weghaalt dan roei je deze vlinder uit.

Grote Brandnetel © Erik van Dijk
Dagpauwoog © Erik van Dijk











Deze afhankelijkheid van de brandnetel geldt helaas niet alleen voor de Dagpauwoog, maar ook voor twee andere kleurrijke vlinder: de Kleine Vos en het Landkaartje. Voor andere soorten gelden weer andere afhankelijkheden.

Landkaartje © Erik van Dijk
Kleine Vos © Erik van Dijk


Nog een voorbeeldje:

“Bloemen houden van mensen” is de slogan van de Nederlandse bloemensector, maar “Houden mensen ook van bloemen?” In hoeverre laten we in Nijmegen nog ruimte over voor bloemen in openbaar groen. Wanneer er in Nederland aan het einde van de zomer wordt gemaaid, is dat voor vlinders nauwelijks een probleem maar midden in de vliegtijd van de vlinders is het de dood in de pot. Behalve Madeliefjes zijn er weinig bloeiende planten die herhaaldelijk maaien overleven. Veel mensen willen in een keurig opgeruimde omgeving wonen, maar is dat een omgeving zonder inheemse bloemen en dus vlinders.


Auteur: Erik van Dijk